PROFIELSCHETS VAN EEN KINDERKOORDIRIGENT
In juli 2008 vond in Kopenhagen het World Symposium voor koordirigenten plaats. Tussen talrijke dirigenten uit de hele wereld was een belangrijke plaats ingeruimd voor dirigenten van kinderkoren. Zeer goede koren traden op, waaronder het Adolf Fredriks Flickkör uit Stockholm o.l.v. Bo Johansson. Deze vriendelijke, goedlachse Zweed , door intimi Bosse genoemd, begon zijn workshop als volgt: als ik bij congressen gevraagd wordt wat voor beroep ik uitoefen, antwoord ik: dirigent. Iedereen kijkt me dan vol ontzag aan en zegt: “aaahh!” Als men vraagt welk orkest ik dirigeer, zeg ik: nee, ik ben koordirigent. De gezichten betrekken al wat en men zegt: “ooohh”. Welk koor? Mijn antwoord: kinderkoor. En de meesten druipen teleurgesteld af met een alleszeggend: “ò..”
Zo kijkt de buitenwereld dus neer op het beroep kinderkoordirigent. Mensen die “in het vak” zitten weten echter wel beter. Zelf heb ik in de loop der jaren ongeveer alle leeftijdscategorieën onder mijn hoede gehad: conservatoriumstudenten, volwassen amateurzangers, kerkkoren, kamerkoren, en kinderkoren. Geloof me, deze laatste groep is het meest gecompliceerd.
Dat je niet met “pianotoetsen” te maken hebt die automatisch de goede toon teruggeven als je ze indrukt, maar met levende “toetsen” wordt al heel snel duidelijk als je het drukke volkje voor je eerst maar eens moet zien te temmen. Discipline, gehoorzaamheid en concentratie is tegenwoordig een hele opgave. Dirigenten die van huis uit onderwijzer zijn, zijn dan ook in het voordeel als het gaat om pedagogische kwaliteiten.
Maar dat is natuurlijk maar één aspekt. De muzikale vaardigheden zijn uiteindelijk bepalend voor het niveau van het koor. En deze aspekten beginnen al thuis bij de voorbereiding. Wat vind ik als dirigent mooi? Maar is het ook geschikt voor dit koor? Wat voor koor is het: schoolkoor, kerkkoor, musical? Kunnen ze (al) meerstemmigheid aan? Wordt het wel of niet begeleid?
De muzikale basisbeginselen op een rijtje:
- noten kunnen lezen (of via computer of andere media eigen kunnen maken);
- een goede stem (niet hees of onzuiver);
- goede oren die alles horen en kunnen corrigeren;
- liefst een accoordinstrument funktioneel kunnen gebruiken (enkele basisaccoorden);
- dirigeertechnieken: maatslaan; inzetten aangeven; dynamische tekens ondersteunen;
- muzikale afwerking: gelijkheid; verstaanbaarheid; koorklank;
- muzikale expressie: mimiek; bezieling
Daarnaast is er nog een belangrijke kwaliteit noodzakelijk: organisatietalent:
- planning op korte en lange termijn;
- planning van repetitie;
- opstelling van het koor tijdens repetitie en uitvoering;
- organisatie van muzikale begeleiding;
- idem met ouders en vrijwilligers;
- contacten met bestuur.
De dirigent kan en mag een aantal van deze taken delegeren, maar de eindverantwoording ligt bij de dirigent!
Uiteraard zijn er in de praktijk heel veel gradaties mogelijk. Er is een verschil tussen goed bedoelde zwaaibewegingen en professionele beheersing van het vak. Maar er is ook een ander criterium binnen de kinderkoorwereld. Waar gaat het om? Dat de kinderen plezier beleven in het zingen zelf, of dat er tijdens concoursen prijzen worden gehaald tot meerdere eer en glorie van andere betrokkenen, dat soms juist ten koste gaat van dit plezier?
Verreweg de meeste kinderen hebben niet de pretentie om op concours te gaan. Het opluisteren van de Mis of het uitvoeren van een schoolmusical zal voor de meeste koren het eindresultaat zijn van – evengoed- noeste arbeid. En als het om het plezier van het zingen gaat, – voor mij persoonlijk het ware doel van de kinderkoorcultuur -, zou de onderwijzer wel eens wederom in het voordeel kunnen zijn in vergelijking met de professionele dirigent.
Bo Johansson, die ik in Stockholm ook meemaakte als muziekleraar in zijn eigen school, is beide: pedagoog èn dirigent. De kinderen zijn gek op hem, de knuffelbeer. Maar dat is slechts de bodem: de muziek zelf schenkt het grootste genot en is de beste beloning. Daar kan geen ijsje tegenop!
Annie Jansen
Maastricht, 26 november 2009